Preken in de Parklaankerk in Driebergen 18/2/2024

Preek in de Parklaankerk in Driebergen op zondag 18 februari 2024. Gelezen werd 2 Koningen 5, 1-3 en 9-15b en Marcus 1, 40-45.

Beste mensen,

Geen mooi thema op deze eerste zondag van de veertigdagentijd. Melaatsheid! In de nieuwe Bijbelvertaling, komt dat woord niet meer voor. Het is daar vervangen door ‘huidvraat’. Nu snap ik best, dat niet zo maar duidelijk is, wat melaatsheid precies betekent en dat er reden is om op grond van beschrijvingen in het Oude Testament aan allerlei vormen van huidaandoening te denken, maar wat huidvraat betekent is helemaal onduidelijk en klinkt ook erg luguber. Ik zocht dus op wat ‘huidvraat’ betekent en las tot mijn verbazing: een neologisme dat de NBV gebruikt om het woord melaatsheid te vermijden. Het woord komt dus alleen maar in die nieuwe bijbelvertaling voor en het is niet duidelijk welke ziekte ermee bedoeld wordt. Maar wat kenmerkend is in de manier waarop in het Oude Testament over melaatsheid wordt gesproken, is dat het je onrein maakt en je onaanraakbaar wordt, op afstand moet blijven van andere mensen en dat is nu tot op de dag van vandaag precies de associatie bij het woord melaats, je kunt het zelfs in figuurlijke zin over melaatsheid hebben om aan te duiden dat iemand zo behandeld wordt. Daarom lees ik toch: melaats. Het is een sociale ziekte, hoe besmettelijk het precies is, is niet zomaar duidelijk, maar de mensen lopen er met een boogje omheen.

Naäman is melaats. Een hoge positie beveiligt je niet, het is een hoge pief, een krijgsoverste, een generaal zouden wij zeggen. Over hem wordt iets heel opmerkelijks gezegd. ‘Door hem had de Eeuwige verlossing gegeven aan Syrië’. We denken waarschijnlijk dat de God van Israël voor Israël strijdt, maar dat hij ook partij kan kiezen voor een ander volk of zelfs voor een tegenstander van Israël wordt niet uitgesloten. De grote joodse geleerde Rasji concludeert dat Naäman wel degene moet zijn geweest die in de strijd tussen Syrië en Israël Achab had verwondt en daarmee een werk van de Eeuwige had verricht zonder dat zelf te beseffen. Maar de hoofdrol in het begin van het verhaal komt toe aan een klein meisje. Ze krijgt geen naam, ze is geroofd uit Israël en werkt als een dienstmeisje bij de vrouw van Naäman. Maar zij weet waar Naäman terecht kan om van zijn ziekte te genezen. Het heeft wat voeten in de aarde, maar uiteindelijk trekt Naäman er toch op uit. Naäman is een gróót man, maar hij luistert uiteindelijk naar het kleine meisje.

Naäman komt met een heel gevolg, paarden en wagens en knechten en geschenken, die hij denkt te geven als geschenk voor zijn eventuele genezing en hij maakt zijn opwachting bij het huis van Elisa. Hoe groot de status van Elisa precies is, weten we niet, maar hij laat zich niet imponeren door de grandeur van Naäman. Hij neemt niet eens de moeite om hem te begroeten, maar stuurt een bode met de boodschap: Was je zeven keer in de Jordaan en je zult rein worden. Als er koninklijke kinderen gedoopt worden is het niet ongebruikelijk dat men er water uit de Jordaan voor aan laat rukken, maar dat betekent natuurlijk nog niet dat Jordaanwater geneeskrachtig is en dat wordt ook nergens in de bijbel beweerd. Het gaat dus om een symbolische handeling. De Jordaan is de grensrivier, dat is waar je het land binnenkomt, dat is ook de plaats waar ooit het volk Israël onder leiding van Jozua het land binnen is getrokken. Zij moesten zevenmaal om de muren van Jericho lopen, Naäman moet zeven keer baden in de Jordaan. Hij moet een beetje Joods worden! Dat was de uitdrukking die de grote Nederlandse theoloog K.H. Miskotte gebruikte in een preek die hij hield in december 1942 midden in de oorlog en jawel, in de Amstelkerk, de kerk waar ik vijftien jaar predikant ben geweest Je moet een beetje Joods zijn. Je kunt de Bijbel, ook het Nieuwe Testament, vooral het Nieuwe Testament niet begrijpen als je niet een beetje Joods wordt, dat wil zeggen, dat je eerst helemaal in die wereld van Tenach moet duiken, daar leren hoe er volgens Mozes en de God van Israël gedacht wordt om ook de vervulling daarvan te kunnen begrijpen. Naäman moet een beetje Joods worden. Hij wordt woedend, hij had verwacht te worden ontvangen zoals hij dat gewend is met groot respect en dan komt er een knechtje naar buiten met deze mededeling en hij krijgt Elisa niet eens te zien. Wat is die Jordaan nu helemaal? En inderdaad, ik ben er geweest, verreweg de meeste tijd van het jaar is het maar een zielig riviertje, nauwelijks meer dan een beek. Maar je moet afstappen van je paard en je wagen, je moet afdalen in het riviertje. U hoort het al, je moet je vernederen, je moet nederig worden, beseffen dat je het alleen niet aankunt, hoe groot en machtig je ook bent. Zijn reisgenoten reageren op een manier die je zou kunnen begrijpen als ‘baat het niet, dan schaadt het niet’. En ze weten hem te overtuigen en Naäman duikt zeven maal onder in de Jordaan. En zijn vlees keerde terug als het vlees van een kleine knaap. De grote man Naäman is een kleine knaap geworden, klein als het Joodse meisje dat weet had van de man Gods in Samaria en van de God van Israël voor wiens aangezicht hij stond. En wat dat kleine meisje wist, weet nu ook de grote Naäman: dat er op de hele aarde geen God is dan in Israël. Naäman is een beetje Joods geworden! Weten dat er een God is, dat je je moet vernederen, je klein moet maken om binnen te kunnen gaan in het koninkrijk van God, dat niet alles is toegestaan en je altijd de arme, de weduwe en de wees in het oog moet hebben, dat wordt geleerd in Israël, dat wordt geleerd uit Mozes en de profeten. Dat dit niet betekent, dat ieder die jood is, dit ook geleerd en begrepen heeft en ernaar leeft, dat hoef ik in deze tijd niet uit te leggen. Maar dat doet niets af aan onze onopgeefbare verbondenheid met de God van Israël en de bijbel van Israël, en in die zin dus ook met Israël, zij het niet met Netanyahu of de staat Israël. Van die verbondenheid getuigt ook het Nieuwe Testament, dat niet minder Joods is dan het Oude.

De melaatse die we in het evangelie van Marcus tegenkomen komt niet uit Syrië en is ongetwijfeld Joods. Hoe hij weet van de bijzondere gave van Jezus? Het voorafgaande gedeelte eindigde met de woorden: Hij kwam om te verkondigen in hun synagoges in heel Galilea en wierp de demonen uit.

Deze verkondiging en wellicht ook de wonderen die ermee gepaard gingen, heeft indruk gemaakt, deze melaatse heeft ervan gehoord. Hij gaat naar Jezus toe, roept hem te hulp en valt voor hem op de knieën en zegt: Als u het wilt, kunt u mij rein maken. Het zegt iets van wat melaats zijn betekent in dit verhaal. Hij zegt niet: Als u wilt kunt u mij genezen, maar als u het wilt, kunt u mij rein maken. Niet de ziekte (welke dat dan ook precies geweest is) is het grote probleem, maar de onreinheid. Onrein omdat de priester onze huid bekeken heeft en ons onrein verklaard. We zijn geëxcommuniceerd, buiten de gemeenschap geplaatst, we zijn onaanraakbaar. Jezus werd met ontferming bewogen. In het Grieks staat er een woord, dat met je binnenste, je ingewanden te maken heeft. Het raakt je tot diep van binnen. Maar dat gevoel dat diep van binnen zit, komt naar buiten, hij strekt zijn hand uit en pakt hem vast en zegt: ik wil het, wordt rein. Voor mijn gevoel, zit die genezing niet alleen in het woord van Jezus, maar ook in wat hij doet. Hij pakt hem vast, hij raakt hem aan, hij heft zijn isolement, zijn onaanraakbaarheid op. Je hoort er weer bij. Je mag er zijn. En ja, dat is wel degelijk ook kritiek op mensen, de priester in dit geval, die maar al te gemakkelijk anderen buitensluiten. Het zijn ook de mensen die zeggen: ‘ach, dat begrijp je toch niet’ in plaats dat ze het beter uitleggen. En meteen gaat de melaatsheid weg van hem en wordt hij rein. Dat woordje ‘meteen’ is een lievelingswoord van Marcus, het komt er meer voor dan in alle drie andere evangeliën bij elkaar, terwijl Markus het kortste evangelie is. Er is haast geboden. En meteen stuurt Jezus hem weg. Twee keer achter elkaar ‘meteen’ is niet mooi dacht het NBV, dus die tweede keer is weggelaten, maar Jezus stuurt hem meteen weg met een ernstige waarschuwing. Praat er met niemand over, maar toon je aan de priester en breng het offer voor je genezing dat Mozes heeft voorgeschreven. Het is wel kritiek op de manier waarop omgegaan wordt met het reinheidsgebod, maar de wet van Mozes wordt niet buiten werking gesteld. Jezus is niet gekomen om de wet op te heffen, maar om die te vervullen. Daar gaat het om. En waarom de rein geworden mens niets mag zeggen? Omdat niet het verhaal rond moet gaan over een grote tovenaar die maar met zijn vingers hoeft te knippen en je wordt genezen. Alle genezingsverhalen kunnen ook gelezen worden en moeten misschien ook wel zo gelezen worden, als verhalen over wat er misgaat in de samenleving, in de wereld en wat moet worden rechtgezet. Iemand met een verlamde hand, die dus niet kan doen wat hem of haar te doen staat, iemand die blind is en de weg niet weet te vinden, iemand die melaats is en buiten de gemeenschap staat. Het zijn eigenlijk allemaal de eerdere genoemde demonen die onze wereld zo’n moeilijke plaats om te leven en te wonen kunnen maken. Het moet anders: we hebben helder zicht nodig om een uitweg te vinden in onze vooral politiek zo ingewikkelde situatie, we hebben sterke handen nodig om te helpen waar geen helper is, we mogen niemand buitensluiten. Worden de asielzoekers, mensen die alleen maar een beter leven zoeken voor zichzelf en hun kinderen, niet als melaatsen behandeld, in AZC’s opgesloten, totdat de IND het rein verklaart en ze mee mogen doen? Ga naar de priester, laat zien dat je rein bent, dat je erbij hoort, dat je de voorschriften van Mozes na zult leven, dat je wilt werken aan een betere een rechtvaardige samenleving. Zeg nee, tegen discriminatie, protesteer tegen oorlog. Daar gaat het om, niet om het geloof in Jezus als de grote tovenaar, die uiteindelijk alles wel goed zal maken. Doe het ‘hun tot een getuigenis’ staat er. Doe het, zodat het gezien en geweten wordt. Het moet anders, want zoals het gaat, gaat het niet meer. Maar we hadden het al begrepen. De reine man, of hij inderdaad naar de priester is gegaan, horen we helemaal niet, bazuint het uit, verkondigt het overal zodat hij zich niet meer in het openbaar kan vertonen. Vreemd is, dat de tekst niet duidelijk maakt, wie zich niet meer kan vertonen, Jezus of de rein geworden man. Waarom kan hij zich niet meer openlijk vertonen? Omdat ze niet geloven dat een onreine rein kan worden. Of gaat het toch over Jezus, die zelf onbereikbaar dreigt te worden. In het volgende verhaal moeten de mensen immers een zieke door het dak laten zakken omdat ze anders echt niet bij hem kunnen komen. Melaatsheid (in de betekenis van lepra) is vrijwel verdwenen, maar de sociale, de figuurlijke melaatsheid is wijd verbreid. Laten we de melaatse aanraken, beetpakken, opnemen in de kring, zodat ze zich als Naäman en de melaatse bij Marcus nieuwgeboren kunnen voelen en zingen kunnen: ‘once I was lost, but now I’m found. Zo moge het zijn. Amen.

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.