Preek in de Oranjekerk (Amsterdam) 30/6/2024

Preek in de Oranjekerk (Amsterdam) op zondag 30 juni 2024. Gelezen werd: Jesaja3, 25 – 4, 6 en Marcus 5, 22-43

Gemeente van Christus,

Bij de beelden van de ondergang van Jeruzalem, die Jesaja in de eerste verzen van de Profetenlezing van vanmorgen beschrijft, moest ik denken aan de beelden (van films en documentaires, want ik heb het zelf niet meegemaakt) van Berlijn en andere grote Duitse steden in de tweede helft van 1945. Alles in puin, de mannen weg, dood of krijgsgevangen gemaakt, de vrouwen, in het Duits van die dagen als Trümmerfrauen aangeduid, op zoek naar brandhout of ander bruikbaars tussen het puin. Voor een boekje dat ik vijfentwintig jaar geleden heb geschreven over de verzoening tussen Duitsland en Nederland in de na-oorlogse jaren, interviewde ik de hoogleraar kinderpsychiatrie Rümke. Hij was te werk gesteld geweest in Berlijn en na de capitulatie, lopend, liftend en zo mogelijk ergens een stukje met de trein teruggekomen in Amsterdam. Het eerste wat hem gevraagd werd was of hij het gebombardeerde Arnhem had gezien. Rümke zei tegen mij: ik kon niets zeggen, want Arnhem was niet half zo zwaar getroffen als alle Duitse steden die ik gepasseerd was. Natuurlijk was de oorlog door de Duitsers begonnen en natuurlijk hebben zij ongelooflijk groot leed over de wereld gebracht. Maar die jongens, soms niet ouder dan vijftien of zestien, die in de laatste jaren bij duizenden sneuvelden, het waren ook slachtoffers van Hitler, zoals de naar schatting inmiddels meer dan honderdduizend gesneuvelde Russische militairen ook slachtoffers van Poetin zijn. Zes vrouwen die vechten om een man. We zien de beelden van Charkiv en van Gaza-stad, de beelden van 7 oktober staan nog op ons netvlies. En wij krijgen een regering, die moeite zal hebben met het steunen van Oekraïne, die pal achter Israël staat en de misdaden van Netanyahu en zijn leger niet wil zien. En zelfs zonder al dat verschrikkelijke leed wordt onze wereld bedreigd door klimatologische veranderingen zoals we nog nooit eerder hebben meegemaakt. Is er nog toekomst, komt er nog vrede voor Jeruzalem en voor de wereld?

En toch, en toch… We moeten het niet horen als een doekje voor het bloeden, als een stil maar, wacht maar… Maar toch, er klinkt een stem, er wordt een belofte gedaan. Er zal een rest overblijven en die rest zal een nieuwe start maken. Er ontspruit een nieuwe wereld, een wereld met een vreedzaam, een heilig Jeruzalem als haar middelpunt. De volken zullen toestromen om de Thora, de blijde boodschap van Gods bevrijding te horen. De smaad zal worden weggenomen. Er wordt gesproken over een Spruit van de Eeuwige. God zal opnieuw iets uit laten spruiten. De grond is nog vruchtbaar er kan steeds weer iets nieuws opgroeien. De Messias (want bij die spruit is toch mogelijk ook door Jesaja al aan een Messias gedacht), komt niet uit de lucht vallen, maar is een vrucht van Israëlische bodem. Er is toekomst voor de dochters van Sion.

Met onze evangelielezing uit Marcus leven we zo’n zevenhonderd jaar later. Ja, de ballingen zijn teruggekeerd, ja, de tempel is herbouwd. Maar hoe staat het met de dochters van Sion? Zijn ze vrij, hebben ze toekomst. In het gedeelte van vanmorgen staan twee dochters van Sion centraal. De een is een jong meisje, de ander een vrouw van middelbare leeftijd, maar ook zij wordt door Jezus aangesproken als ‘dochter’. Marcus vertelt het als een sandwichverhaal, ook wel omlijsting genoemd. Hij had de beide verhalen na elkaar kunnen vertellen, eerst dat van de dochter van Jaïrus en daarna dat van de bloedvloeiende vrouw of omgekeerd, maar dan waren het twee op zich staande verhalen geweest, maar het werd een sandwichverhaal, eerst gaat het over het dochtertje van Jaïrus, daarna als een soort intermezzo volgt het verhaal over de genezing van de bloedvloeiende vrouw, en daarna gaat het weer verder over het dochtertje van Jaïrus en zo zorgt Marcus ervoor, dat je die beide verhalen nooit meer los van elkaar kunt horen en dat ze dus ook nooit los van elkaar uitgelegd mogen worden. De twee verhalen horen bij elkaar, omdat de twee dochters bij elkaar horen. Over de één, het meisje, horen we dat ze twaalf jaar was en over de ander, de bloedvloeiende vrouw horen we dat ze al twaalf jaar ziek was. Ieder die ook maar een beetje thuis is in Jeruzalem weet, dat twaalf daar een heilig getal is, het is het getal van de volheid en vooral het getal van de twaalf stammen van Israël. Het is dus geen hogere wiskunde om te veronderstellen, dat deze twee dochters samen heel Israël representeren. Het ligt op sterven en het is al twaalf jaar ziek. Israël, dat in die tijd gevormd wordt door de Romeinse provincies Galilea, Perea en Judea, met een Romeinse stadhouder en een koning die geen koning uit het huis van David is, maar de van herkomst Edomitische koning Herodes, die als vazalkoning is aangesteld door de romeinse senaat. Hij is koning zolang hij doet wat de Romeinen willen. Er is dus inderdaad nog nauwelijks Israël, het ligt op sterven en het is al jaren ziek. En ja, Marcus schrijft zijn evangelie naar alle waarschijnlijkheid in of kort na het jaar 70, waarin de tempel wordt verwoest en de meesten Joden in de diaspora, dat is buiten Israël terecht zijn gekomen. Is er nog toekomst voor het huis van Israël, zullen de verhalen uit wet en profeten nog gehoord worden? Of is het over en uit en kunnen we als vrome christenen zeggen, dat alleen wij nog zijn overgebleven en Israël aan het eigen ongeloof ten onder is gegaan. De kerk als het nieuwe volk van God. Bijna twintig jaren lang is dat de bijna algemene opvatting binnen de christelijke kerk geweest. Pas na de verschrikking van Auschwitz is heel voorzichtig doorgedrongen hoe desastreus dergelijke opvattingen hebben uitgepakt. Maar eerst is daar dat hoofd van de synagoge. Jaïrus is zijn naam, in het Hebreeuws Jaïr, de naam van één van de richters. De betekenis is: De Eeuwige verlicht. Hij heeft zijn hoop gevestigd op God en hij werpt zich neer voor de voeten van Jezus, een eerbetoon, dat eigenlijk alleen god zelf ten deel mag vallen. Maar hij veronderstelt bij Jezus een kracht van God. Als hij haar de handen op zal leggen, zal zij gered worden en leven. Jezus gaat met hem mee. Jezus volgt dit hoofd van de synagoge naar zijn huis. En een grote menigte volgt hem, wellicht hopend een wonder mee te mogen masken. Het is druk, het is dringen geblazen. En in dat gedrang grijpt die andere dochter van Sion haar kans. Zoals Jaïrus weet dat zijn dochter zal genezen als hij haar de handen op zal leggen, zo weet zij: als ik maar zijn kleed aan kan raken, zal ik genezen worden. Jaïrus vertegenwoordigde de synagoge, zij – ze krijgt geen naam, zoals ook het dochtertje van Jaïrus geen naam krijgt – zij is een dochter van Sion. In Israël en in de synagoge zijn er mensen die geloven in de kracht van Jezus, die in hem minstens een proffeet, een afgevaardigde van God en misschien zelfs wel de Messias, de zoon van God herkennen. Het is maar een aanraking, maar er is iets gebeurd. Ze hebben het allebei gemerkt. De vrouw heeft gemerkt dat ze genezen is en Jezus heeft gemerkt dat er kracht van hem is uitgegaan. De leerlingen willen het afdoen als een incident, maar Jezus weet, wat hij gemerkt heeft, zoals ook de vrouw weet wat ze gemerkt heeft. De aanraking is een gebeuren geworden en dat gebeuren wordt nu een ontmoeting. De genezen vrouw doet hetzelfde als Jaïrus, zij werpt zich voor hem neer, bewijst hem goddelijke eer. Haar vrees is de vreze des Heren die over haar gekomen is en ze vertelt hem de hele waarheid. We kunnen slechts gissen wat die hele waarheid is geweest. Haar ziek zijn, haar onrein verklaard zijn, haar buitengesloten zijn. Maar ook haar vertrouwen, haar geloof, dat ze het gewaagd heet tegen alle regels in, zich door die menigte heen te dringen, waarmee ze formeel ieder die ze aanraakte onrein zou maken, maar zij heeft Jezus niet onrein gemaakt, maar hij heeft haar gereinigd, van haar ziekte van haar isolatie, van het er niet meer bij te horen. Dochter, je geloof heeft je behouden, ga heen in vrede. Dat je bent blijven vertrouwen, als Jaïrus op de God van Israël en op Hem die namens God in de wereld is gekomen. Dat is je redding geweest.

En direct daarna gaat het verhaal over Jaïrus dochtertje weer verder. Terwijl hij nog sprak, hij is nog bezig met die nu genezen vrouw en dan komen de mensen vanuit het huis van Jaïrus met de mededeling dat zijn dochtertje gestorven is. En Jezus zegt tegen Jaïrus: Wees niet bevreesd, geloof alleen. Hij wil als het ware refereren aan wat er gebeurt is met de bloedvloeiende vrouw, zo als zij is blijven vertrouwen en dat haar redding is geworden, zo moet jij ook blijven vertrouwen. De rest van het verhaal gaat in sneltreinvaart. Hij neemt de drie belangrijkste apostelen mee, want het moet geen toververhaal, geen wonderverhaal worden waar de menigte van kan smullen, maar het moet wel gezien en gehoord worden, want het zal wel doorverteld moeten worden. En dan doet hij die wonderbaarlijke uitspraak: het kind is niet gestorven, het slaapt. Ik zeg wonderbaarlijk, want de hele traditie van bijbeluitleg heeft eeuwenlang en tot op de dag van vandaag er de voorkeur aan gegeven het woord van de omstanders meer te geloven, dan het woord van Jezus. Waarom, wilden we het wonder nog groter maken? Ik weet het niet. Is het niet al prachtig genoeg als Jezus het dochtertje van Jaïrus geneest zoals hij die bloedvloeiende vrouw heeft genezen. In het evangelie van Johannes, wordt ons het verhaal verteld over de opwekking van Lazarus. Daar spreekt Jezus ook in eerste instantie over zijn vriend Lazarus die slaapt, maar daarna zegt hij onomwonden dat Lazarus gestorven is. Dat horen we hier niet. Begrijpt u me goed, we zijn er geen van allen bij geweest, dus hoe zullen we uitmaken of het meisje gestorven was, sliep of in een diep coma was geraakt. Voor Jezus slaapt ze, deze dochter van Israël, dit doodzieke Israël, en het moet gewekt worden, dus pakt hij haar hand en zegt Talitha koemi, dat is Aramees, de taal die naar we aannemen Jezus gesproken heeft: Meisje sta op. En meteen stond het meisje op. Gewekt of opgewekt, zegt u het maar. Waarom het gaat is dat ze overeind komt, dat ze weer op haar benen staat en in beweging komt. Israël leeft weer er is toekomst. Het meisje is twaalf jaar, tegenwoordig oud genoeg voor een joods meisje om bat-mitswa (dochter van de wet) te worden. Er is toekomst voor allen die willen leven uit de thora van Mozes, waarvan ook Jezus geen tittel of jota heeft laten vallen. En nu: hoe staat het nu met Israël. We kunnen er niet luchtig over doen en zeggen dat het toch het beloofde land en het volk van God blijft. Dat is wel waar, maar dat kan ons de ogen niet doen sluiten voor de misdaden die door het Israëlische leger in opdracht van de regering Netanjahu worden begaan. Het is een ziek Israël, en als ze niet tot inkeer komt, zal het haar ondergang worden. Ook de Joodse schrijver David Grossman, vraagt zich in zijn ontroerende kleine boekje ‘De prijs die we betalen’ af wat voor Israël er nog over zal zijn na deze oorlog. Een nog rechtser nog racistischer Israël, wellicht? Voor hem is dat niet het ware Israël, het ware Israël gelooft in de mens en in de toekomst en in de vrede. Het zijn er ook niet een paar. Iedere week komen meer dan honderdduizend Israëli’s in Tel Aviv op de been om te protesteren tegen de regering Netanjahu. Ik ben het met Grossman eens, dat is het ware Israël, het Israël, waarmee wij ons onopgeefbaar verbonden mogen voelen en blijven voelen. Meisje sta op, Israël leef, geloof in de God, die je heeft bevrijd uit de slavernij, jou en de vreemdeling die in je poorten is. Amen.

 

 

Dit bericht is geplaatst in Preken. Bookmark de permalink.